Wizwijs is de eerste functionele rekenwiskundemethode voor het basisonderwijs.

Wizwijs wordt uitgegeven door Uitgeverij Zwijsen.





dinsdag 31 augustus 2010

Toetsing
Om de leerlingen de juiste ondersteuning en stimulansen te bieden dient u zich een goed beeld van de vorderingen te kunnen vormen. Wizwijs heeft hiervoor verschillende instrumenten ontwikkeld.

Wat wordt er getoetst?
Aan het eind van de derde week van ieder blok biedt Wizwijs een voortgangstoets aan. De opdrachten van de voortgangstoets zijn gerelateerd aan de doelen per les. Deze staan vermeld in het blokoverzicht in elke blokhandleiding. De schriftelijke toets heeft altijd twaalf opgaven, verdeeld over de domeinen getallen en bewerkingen en meten en meetkunde.

Per toetsonderdeel wordt maar één opgave aangeboden. Dit lijkt erg weinig, een kind kan tenslotte een schrijffoutje maken. Bij de samenstelling van de toets en in de normering is hiermee echter rekening gehouden. In de onderbouw toetsen acht opgaven de beheersing van basisvaardigheden en vier opgaven gaan over meten en meetkunde en data. De opgaven per domein vertonen grote samenhang en de resultaten worden ook in samenhang geanalyseerd. Dit maakt dat met een korte en effectieve toetsing een adequaat beeld ontstaat van de vorderingen van de leerlingen.
In Wizwijs gaan wij ervan uit dat minimaal 80% van de leerlingen het tempo van de methode zonder of met slechts weinig extra instructie kan volgen.

Hoe vindt de herinstructie plaats?
Na de toets, in de vierde week van elk blok, krijgen leerlingen die de toets (op onderdelen) niet gehaald hebben nog eens extra instructie en oefening (re-teaching). Deze opdrachten bestaan uit doe-activiteiten en uit opgaven uit het oefenboek (opgaven 1, 2, 3 en 4). De opdrachten sluiten nauw aan bij de doelen die in dat blok behaald moeten worden (re-teaching). Met de opdrachten 1 en 3 van elke les in het oefenboek kunnen de minimumdoelen worden behaald. De opdrachten 2 en 4 bieden stof voor het behalen van de kerndoelen. De opdrachten met d eicoontjes bieden extra oefenstof voor verrijking. De leerlingen die de toets wel gehaald hebben, doen de opdrachten 2 en 4, en de verrijkingsopdrachten. Deze oefeningen bieden stof voor nog meer automatisering van vaardigheden en voor verdieping.
Aan het eind van de vierde week kan desgewenst een herhalingstoets afgenomen worden bij leerlingen die de toets de eerste keer niet gehaald hebben. Daarna wordt begonnen met het volgende blok.
Leerlingen die ook uitvallen op de herhalingstoets, komen in aanmerking voor een diagnostisch gesprek en eventuele remedial teaching.

Wie komt in aanmerking komt voor herinstructie?
Als vuistregel geldt dat leerlingen die 2 of meer fouten maken binnen een domein, in aanmerking komen voor herinstructie voor alle opgaven binnen dat domein die zij fout hebben gemaakt. Dat betekent dat, als een leerling toetsopgave 2, 3, en 5 fout heeft gemaakt, deze leerling ook in aanmerking komt voor doe-activiteit 2, 3 en 5.
U hoeft deze analyse niet zelf uit te voeren. Het computerprogramma stelt op basis van de toetsresultaten de instructiegroepen voor u samen per herhalingsactiviteit.



Met de leerlingen die in aanmerking komen voor herinstructie volgt u de aanwijzingen in de handleiding in week vier.
De registratie van de toetsgegevens vindt naar keuze plaats in de leerkrachtmodule of de toetssite. Er is geen papieren registratiesysteem. Hier is voor gekozen, omdat het computerprogramma eenvoudiger in te vullen is, en automatisch de doorverwijzing naar de activiteiten in week vier geeft.



U vindt de koppeling van de toetsopgaven aan de herinstructieactiviteiten tevens terug op de schema’s die het antwoordenboek voor de leerkracht per toets zijn opgenomen.

donderdag 17 juni 2010

Compacten

Wizwijs kan eenvoudig gecompact worden. In de compactinglijn hanteert Wizwijs de volgende uitgangspunten:
* Om de voortgang in de methode te waarborgen en voor de leerkracht zichtbaar te houden neemt de leerling deel aan de doe-activiteit en begeleide oefening bij introductie van nieuwe leerstofonderdelen, nieuwe modellen en nieuwe begrippen.
* Na introductie van nieuwe leerstofonderdelen, nieuwe modellen en nieuwe begrippen maakt de leerling een bijbehorende basisopdracht en/of verrijkingsopdracht in het oefenboek.
* Bij kleine leerstappen wordt de instructie vervangen door zelfinstructie door zelfstandig oefenen in het oefenboek.
* De leerling neemt deel aan het samenwerkend leren in de derde les van iedere week om de leerstof op basisniveau te oefenen en toe te passen, en in het kader van de sociale cohesie in de klas.
* De leerling maakt de verrijkingsopdrachten in het oefenboek om op uitdagend niveau door te oefenen.
* Vanaf groep 6 vult de leerling het hele oefenboek + in.
* De leerling maakt de werkbladen van Rekentijger om zich studievaardigheden aan te leren en om het logisch redeneren extra te stimuleren.

Handig: In de jaargroephandleidingen is per leerjaar en per blok een overzicht van de compacte route opgenomen.

donderdag 10 juni 2010

Wizwijs en leerlingen met dyscalculie

Er is nog veel discussie over dyscalculie. Op dit moment is een protocol voor de diagnose en hulp van en voor kinderen met ernstige rekenproblemen en dyscalculie in ontwikkeling. Dit wordt gedaan door de werkgroep ERWD (Ernstige Rekenwiskundeproblemen en dyscalculie), op verzoek van het ministerie. Het protocol verschijnt in het najaar.
De voorlopige conclusie van de werkgroep is, dat het percentage leerlingen met dyscalculie heel erg klein is. Je kunt hierbij denken aan kinderen met specifieke hersenbeschadigingen. Er zijn echter wel veel leerlingen die grote moeite hebben met het leren van rekenen. De problematiek van deze leerlingen is heel gevarieerd, en dat betekent dat deze leerlingen allemaal hun specifieke begeleiding nodig hebben.
In de volksmond zeggen we dat deze leerlingen dyscalculie hebben. De werkgroep heeft er voor gekozen om deze leerlingen juist niet dat etiket dyscalculie te geven, maar ze te typeren als leerlingen met ernstige rekenproblemen. Hiermee willen ze aangeven dat deze leerlingen wel degelijk leerbaar zijn, al is het in een ander tempo, en met misschien andere einddoelen dan de gemiddelde leerlingen.

Aangeraden wordt om met de leerlingen die in de ERWD-groepen vallen, zorgvuldig naar de fasen van het leerproces te kijken, zoals ze gedefinieerd zijn in de handelingstheorie. Het leren wordt dan opgebouwd vanuit het handelen. Van daaruit wordt overgestapt naar een beperkt aantal realistische en wiskundige denkmodellen, en vervolgens naar het niveau van de kale som. Juist de leerlingen met ernstige rekenproblemen hebben baat bij langer handelend werken, of sterkere blijvende ondersteuning door middel van handelingsmaterialen, en een beperking in het aantal ondersteunende modellen. Wizwijs past in die zin in het onderwijs aan leerlingen die binnen de ERWD groepen vallen, omdat de methode rond deze handelingstheorie is opgebouwd. Alle elementen zijn daar dus in opgenomen. Wel zal het zeker zo zijn dat deze leerlingen de methode in een trager tempo zult doorlopen. De specifieke aanwijzingen en observaties van de lessen na de toets zijn goede aanknopingspunten om deze leerlingen te begeleiden. Met de modellentool van de leerkrachtassistent kunnen moeiteloos nieuwe werkbladen gemaakt worden voor extra oefenstof.


Tenslotte is het vaak zinvol om met de wat oudere leerlingen weer aan de basis te beginnen, om er voor te zorgen dat de inbedding is gewaarborgd.

dinsdag 8 juni 2010

De taligheid van het rekenen

In een multiculturele samenleving zijn ook veel verschillende taalachtergronden. Voor veel leerlingen in het basisonderwijs is Nederlands hun tweede taal, geen moedertaal. Dit heeft consequenties voor de taal in de klas. Anderstalige leerlingen beheersen in veel gevallen nog niet de woorden en begrippen die nodig zijn om optimaal te profiteren van het reken-wiskundeonderwijs. In Wizwijs wordt hier nadrukkelijk rekening mee gehouden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen rekentaal (begrippen als: erbij, keer, delen, lengte, breedte, oppervlakte), contexttaal, instructietaal en communicatietaal.

In de blokhandleidingen staat per les een woordenlijst met de nieuwe woorden uit de rekentaal, instructietaal en contexttaal. U kunt deze woordenlijst gebruiken om met de nieuwe woorden te oefenen. De communicatietaal is afhankelijk van uw eigen woordkeus. De instructietaal in de werkboeken en oefenboeken is eenduidig. Contexten worden zoveel mogelijk in beeld aangeboden met daarbij alleen functionele taal. De contexttaal is eenvoudig. Er worden zoveel mogelijk veelvoorkomende woorden en woorden met een eenduidige betekenis gebruikt.
Het taalniveau in Wizwijs is lager dan het veronderstelde taalniveau van de leerling op basis van het doorlopen aantal jaren onderwijs. Vooral in de onderbouw is dat van belang. In een reken-wiskundemethode mag de taal geen belemmering zijn om rekenen-wiskunde te leren. De taalontwikkeling kan wel worden gestimuleerd door rekenen-wiskunde. Dit wordt in Wizwijs gedaan door rekentaalbegrippen nadrukkelijk aan de orde te stellen. De visuele ondersteuning in de methode, vooral de realistische afbeeldingen van objecten, situaties en denkmodellen, kunnen helpen om taalproblemen bespreekbaar te maken en uit de weg te ruimen. Daarbij wordt de taal geactiveerd tijdens de doe-activiteiten en door reken-wiskundige handelingen te bespreken. Zo werkt Wizwijs actief aan de taalontwikkeling van de leerlingen.